Bijlage 2: Procedure en oordeel van de commissie
Jaarverslag LZA-LP&K 2024
Late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij een pasgeborene
Bij een voorgenomen late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene informeert de arts de ouder(s) over de procedure. Indien de moeder en vader allebei betrokken zijn, dienen ze in te stemmen met de procedure en het doorsturen van het dossier naar de betrokken instanties. Als de ouders geen toestemming geven, kan de arts beslissen om de procedure niet voort te zetten. Daarnaast geldt de verplichting om een onafhankelijke arts te raadplegen.
Levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar
Bij een voorgenomen levensbeëindiging van een kind in de leeftijd van 1 tot 12 jaar informeert de arts zowel de ouder(s) als – voor zover mogelijk – het kind over de medische situatie van het kind, waaronder de diagnose en prognose.
In overleg met de ouders, en indien mogelijk ook met het kind, moet komen vast te staan dat er volgens geldende medische inzichten geen redelijke andere oplossing is voor het ernstige en uitzichtloze lijden van het kind. Deze fase markeert de onomkeerbaarheid van de situatie waarin het kind zich bevindt. De arts betrekt het kind – voor zover het daartoe in staat is – bij de besluitvorming en moet overtuigd zijn dat de levensbeëindiging niet tegen de wil van het kind plaatsvindt. De ouders moeten instemmen met het besluit tot levensbeëindiging, nadat zij daarover volledig en zorgvuldig zijn geïnformeerd. Deze instemming wordt schriftelijk vastgelegd in het medisch dossier.
Daarnaast is het raadplegen van een onafhankelijke arts verplicht. Deze beoordeelt of, naar zijn of haar overtuiging, is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen en in het bijzonder of de uitvoerend arts daadwerkelijk tot de vereiste overtuiging heeft kunnen komen, zoals omschreven in de door de NVK opgestelde zorgvuldigheidseisen.
Een onafhankelijke arts wordt in dit verband beschouwd als een arts die geen deel uitmaakt van het behandelteam en bij voorkeur werkzaam is in een andere instelling. Er mag geen sprake zijn van een persoonlijke, organisatorische, hiërarchische, behandel- of financiële relatie tussen de uitvoerend en de onafhankelijke arts. Ook mag er geen sprake zijn van een familieband, vriendschap of bestaande behandelrelatie tussen de onafhankelijke arts en het kind en/of diens ouders.
Meldingsprocedure
De arts stelt de gemeentelijk lijkschouwer op de hoogte van de door hem of haar uitgevoerde late zwangerschapsafbreking, of van de levensbeëindiging bij een pasgeborene of een kind van 1 tot 12 jaar. De gemeentelijk lijkschouwer verricht vervolgens de schouw en onderzoekt op welke wijze en met welke middelen het leven is beëindigd. Daarna stuurt de lijkschouwer zijn verslag naar de officier van justitie, die het verlof tot begraven of cremeren afgeeft.3 Hiermee eindigt de rol van de gemeentelijk lijkschouwer.
Tot slot rust op de arts de plicht om binnen drie maanden na de late zwangerschapsafbreking, of de levensbeëindiging bij de pasgeborene of het kind van 1 tot 12 jaar, melding te doen bij de commissie. Hiervoor verstrekt de arts het volledig ingevulde meldingsformulier, inclusief alle relevante aanvullende documenten, aan de commissie.
Afwijkende procedure bij levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar
In het geval van levensbeëindiging bij een kind van 1 tot 12 jaar stuurt de officier van justitie het verslag van de lijkschouwer door naar het College. Het College verzoekt vervolgens de commissie om – op basis van heersend medisch inzicht – te beoordelen of de arts zorgvuldig heeft gehandeld. Deze afwijkende procedure is opgenomen omdat in de Regeling nog geen zorgvuldigheidseisen zijn vastgesteld voor levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar. Door de commissie op verzoek van het College te laten adviseren, behoudt het College de mogelijkheid om aanvullende vragen in zijn adviesverzoek op te nemen.
Net als bij een late zwangerschapsafbreking en bij levensbeëindiging van een pasgeborene wacht het College eerst het oordeel van de commissie af, voordat het een afdoeningsbeslissing neemt.4
De commissie brengt haar gemotiveerde oordeel binnen acht weken na ontvangst van de melding schriftelijk ter kennis aan de arts. Indien nodig is deze termijn éénmalig te verlengen met maximaal acht weken.
Oordeel verstrekken aan het College
De commissie zendt haar oordeel binnen twee weken naar het College. Hierbij worden de onderliggende medische gegevens niet meegezonden.
Het oordeel van de commissie geldt als een zwaarwegend advies aan het College. De commissie beoordeelt zelfstandig of sprake is van een zorgvuldige uitvoering van een late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene of een kind van 1 tot 12 jaar. Het College zal haar besluit in beginsel uitsluitend op het oordeel van de commissie baseren, dus zonder kennis te nemen van de onderliggende medische gegevens. Dit onderstreept dat het oordeel van de commissie zwaar weegt bij de besluitvorming van het College. Na ontvangst van het standpunt van de commissie beoordeelt het College of (en zo ja welke) stappen tegen de arts moeten worden genomen. Het antwoord op die vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij krijgt het standpunt van de commissie over de melding veel gewicht. Als de commissie vindt dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld, zal er in de regel geen aanleiding zijn om een strafrechtelijk onderzoek te starten maar wordt de melding afgesloten (geseponeerd).5
Oordeel verstrekken aan de IGJ
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna IGJ) houdt toezicht op de kwaliteit en de veiligheid van de zorg, de jeugdhulp, medicijnen en medische hulpmiddelen. De commissie zendt haar oordeel binnen twee weken naar de IGJ, alleen als haar oordeel ‘onzorgvuldig’ luidt. De onderliggende medische gegevens worden niet meegezonden naar de IGJ.
[3] Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 december 2023, kenmerk 3733117-1057328-PG, houdende wijziging van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen in verband met wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de regeling en de uitbreiding inzake het beoordelen van een levensbeëindiging bij kinderen van 1–12 jaar, Stcrt. 2024, nr. 99, p. 6.
[4] Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 december 2023, kenmerk 3733117-1057328-PG, houdende wijziging van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen in verband met wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de regeling en de uitbreiding inzake het beoordelen van een levensbeëindiging bij kinderen van 1–12 jaar, Stcrt. 2024, nr. 99, p. 6.
[5] Openbaar Ministerie, Late zwangerschapsafbreking, levensbeëindiging pasgeborenen en kinderen tot 12 jaar, via: https://www.om.nl/onderwerpen/late-zwangerschapsafbreking