Zorgvuldigheidseisen

Late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging van pasgeborenen en kinderen van 1 tot 12 jaar zijn strafbare handelingen. Maar het Openbaar Ministerie (OM) kan beslissen om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan als er voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen die hieronder beschreven zijn. De commissie adviseert het OM of er wel of niet is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen.

Late zwangerschapsafbreking

De arts heeft zorgvuldig gehandeld indien:

  • de arts de overtuiging heeft gekregen dat de ongeborene een aandoening of een combinatie van aandoeningen heeft die van zodanige aard is dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling, omdat ingrijpen naar heersend medisch inzicht zinloos zou zijn en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.
  • de arts de overtuiging heeft gekregen dat bij de ongeborene sprake is van een actueel of te voorzien uitzichtloos lijden.
  • de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. Dit houdt onder andere in dat de arts met de ouders tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin de ongeborene zich bevindt geen redelijke andere oplossing is.
  • de moeder uitdrukkelijk heeft verzocht om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk of psychisch lijden onder de situatie.
  • de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, of, indien een onafhankelijke arts redelijkerwijs niet kon worden geraadpleegd, het behandelteam heeft geraadpleegd, dat schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen.
  • de afbreking van de zwangerschap medisch zorgvuldig is uitgevoerd.

Levensbeëindiging bij pasgeborenen

De arts heeft zorgvuldig gehandeld indien:

  • naar overtuiging van de arts sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de pasgeborene, hetgeen onder andere betekent dat het staken van de medische behandeling gerechtvaardigd is, dat wil zeggen dat naar heersend medisch inzicht vast staat dat ingrijpen zinloos is en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.
  • de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose en dat de arts met de ouders tot de overtuiging is gekomen dat voor de situatie waarin de pasgeborene zich bevond geen redelijke andere oplossing was.
  • de ouders hebben ingestemd met de levensbeëindiging.
  • de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, of, indien een onafhankelijke arts redelijkerwijs niet kon worden geraadpleegd, het behandelteam geraadpleegd, dat schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen.
  • de levensbeëindiging medisch zorgvuldig is uitgevoerd.

Levensbeëindiging bij kinderen 1-12 jaar

Ten aanzien van de groep kinderen van 1 tot 12 jaar is – bij gebrek aan casuïstiek – verdere normontwikkeling nodig voordat zorgvuldigheidseisen in de Regeling kunnen worden opgenomen. Dit betekent echter niet dat artsen geen enkel houvast hebben.
Voor deze categorie kinderen geldt dat de arts op grond van heersend medisch inzicht tot de overtuiging moet komen dat levensbeëindiging het enige redelijke alternatief is om het uitzichtloos en ondraaglijk lijden van het kind weg te nemen. Bij de beoordeling van een melding in deze categorie heeft de beoordelingscommissie een eigen verantwoordelijkheid en weegt daarbij in ieder geval de zorgvuldigheidseisen mee zoals die op 2 oktober 2024 door het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) zijn geaccordeerd. Deze zorgvuldigheidseisen zijn geformuleerd door een expertgroep die ingesteld werd door de NVK met betrokkenheid vanuit het Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg.