1.3 Regeling - Beoordeling

Jaarverslag LZA-LP&K 2024

De commissie beoordeelt of de arts heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen. De zorgvuldigheidseisen waaraan de commissie toetst dan wel meeweegt in haar beoordeling zijn te vinden in bijlage 1: zorgvuldigheidseisen. Bijlage 2 beschrijft uitvoerig het proces van de commissie en bijlage 3 beschrijft de beoordeling door het College.

Late zwangerschapsafbreking en het beëindigen van het leven van een pasgeborene of van een kind van 1 tot 12 jaar zijn in beginsel strafbaar (artikel 82a, 289 en 296 Wetboek van Strafrecht). Een beroep op een rechtvaardigingsgrond in de zin van noodtoestand kan de strafbaarheid daarvan wegnemen. Van een noodtoestand kan alleen sprake zijn als naar medisch wetenschappelijk inzicht vaststaat dat de aandoeningen zodanig zijn dat medisch ingrijpen (na de geboorte) zinloos is. De commissie beoordeelt aan de hand van de zorgvuldigheidseisen of een arts zorgvuldig heeft gehandeld. In artikel 6 van de Regeling zijn de zorgvuldigheidseisen te vinden in het geval van een late zwangerschapsafbreking en in artikel 7 van de Regeling zijn de zorgvuldigheidseisen te vinden in het geval van levensbeëindiging bij een pasgeborene.

Ten aanzien van levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar zullen de zorgvuldigheidseisen pas in de Regeling kunnen worden opgenomen nadat er verdere normontwikkeling heeft kunnen plaatsvinden, op basis van casuïstiek die er momenteel nog niet is. Voor levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar geldt als uitgangspunt dat de arts op grond van heersend medisch inzicht tot de overtuiging moet komen dat er geen redelijke andere mogelijkheden meer zijn om het uitzichtloos en ondraaglijk lijden van het kind weg te nemen. Bij het beoordelen van een melding van levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar zal de commissie in ieder geval de zorgvuldigheidseisen meewegen zoals die op 2 oktober 2024 zijn geaccordeerd door het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK). Deze zorgvuldigheidseisen zijn geformuleerd door een expertgroep die ingesteld werd door de NVK, met betrokkenheid vanuit het Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg.