Beoordelingsprocedure
Procedure
Bij een voorgenomen late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene of kind van 1 tot 12 jaar licht de arts de ouder(s) in over de procedure. De ouder(s) dient/dienen in te stemmen met de procedure en het doorsturen van het onderliggend dossier naar de betrokken instanties. Indien geen toestemming wordt verkregen van de ouder(s) kan de arts tot het besluit komen de procedure niet voort te zetten. Een onafhankelijk arts dient te worden geraadpleegd tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
- De arts stelt de gemeentelijke lijkschouwer op de hoogte van de door hem of haar uitgevoerde late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging. De gemeentelijk lijkschouwer schouwt het lichaam en gaat na hoe en met welke middelen het leven is beëindigd. Vervolgens neemt de gemeentelijke lijkschouwer contact op met de officier van justitie die het verlof tot begraven of cremeren afgeeft. De lijkschouwer heeft verder geen rol in de meldingsprocedure. Vervolgens stuurt de arts het door hem/haar ingevulde meldingsformulier inclusief alle relevante aanvullende documenten naar de commissie.
- De commissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de melding haar oordeel schriftelijk ter kennis aan de arts en aan het College van procureurs-generaal (hierna: het College) van het Openbaar Ministerie. De termijn kan met maximaal acht weken worden verlengd.
Zwaarwegend advies
Het oordeel van de commissie geldt als een zwaarwegend advies aan het College die een zelfstandig oordeel geeft inzake late zwangerschapsafbrekingen en levensbeëindiging bij pasgeborenen en kinderen van 1-12 jaar.
Artsen die een late zwangerschapsafbreking uitvoeren, of levensbeëindigend handelen bij een pasgeborene of kind van 1-12 jaar, voeren een in beginsel voor de wet strafbare handeling uit (artikel 82a, 289 en 296 Strafrecht).
Strafbaar, tenzij…
… wordt voldaan aan de meldplicht en de zorgvuldigheidseisen zoals vermeld in de Wet afbreking zwangerschap, de geldende beroepsnormen van de NVOG en de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en kinderen 1-12 jaar.
Komt de commissie tot het oordeel dat overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen is gehandeld, dan stuurt zij haar oordeel door naar het College van procureurs-generaal (College van PG) van het Openbaar Ministerie. Het College van PG kan dan besluiten al dan niet tot vervolging over te gaan.
Komt de commissie tot het oordeel dat niet overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen is gehandeld, dan stuurt de commissie haar oordeel door naar het College van PG en de IGJ. Deze instanties beoordelen elk naar eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid of en zo ja welke stappen tegen de arts moeten worden ondernomen.
Juridisch kader
Late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging van pasgeborenen en kinderen van 1 tot 12 jaar zijn strafbare handelingen. Maar het Openbaar Ministerie (OM) kan beslissen om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan als er voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen die hieronder beschreven zijn. De commissie adviseert het OM of er wel of niet is voldaan aan de zorgvuldigheidseisen.
Late zwangerschapsafbreking
De arts heeft zorgvuldig gehandeld indien:
- de arts de overtuiging heeft gekregen dat de ongeborene een aandoening of een combinatie van aandoeningen heeft die van zodanige aard is dat na de geboorte zou worden afgezien van een medische behandeling, omdat ingrijpen naar heersend medisch inzicht zinloos zou zijn en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.
- de arts de overtuiging heeft gekregen dat bij de ongeborene sprake is van een actueel of te voorzien uitzichtloos lijden.
- de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose. Dit houdt onder andere in dat de arts met de ouders tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin de ongeborene zich bevindt geen redelijke andere oplossing is.
- de moeder uitdrukkelijk heeft verzocht om beëindiging van de zwangerschap wegens lichamelijk of psychisch lijden onder de situatie.
- de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, of, indien een onafhankelijke arts redelijkerwijs niet kon worden geraadpleegd, het behandelteam heeft geraadpleegd, dat schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen.
- de afbreking van de zwangerschap medisch zorgvuldig is uitgevoerd.
Levensbeëindiging bij pasgeborenen
De arts heeft zorgvuldig gehandeld indien:
- naar overtuiging van de arts sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de pasgeborene, hetgeen onder andere betekent dat het staken van de medische behandeling gerechtvaardigd is, dat wil zeggen dat naar heersend medisch inzicht vast staat dat ingrijpen zinloos is en naar heersend medisch inzicht geen redelijke twijfel bestaat over de diagnose en de daarop gebaseerde prognose.
- de arts de ouders volledig op de hoogte heeft gesteld van de diagnose en de daarop gebaseerde prognose en dat de arts met de ouders tot de overtuiging is gekomen dat voor de situatie waarin de pasgeborene zich bevond geen redelijke andere oplossing was.
- de ouders hebben ingestemd met de levensbeëindiging.
- de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, of, indien een onafhankelijke arts redelijkerwijs niet kon worden geraadpleegd, het behandelteam geraadpleegd, dat schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen.
- de levensbeëindiging medisch zorgvuldig is uitgevoerd.
Levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar
Ten aanzien van de groep kinderen van 1 tot 12 jaar is – bij gebrek aan casuïstiek – verdere normontwikkeling nodig voordat zorgvuldigheidseisen in de Regeling kunnen worden opgenomen. Dit betekent echter niet dat artsen geen enkele houvast hebben.
Voor deze categorie kinderen geldt dat de arts op grond van heersend medisch inzicht tot de overtuiging moet komen dat levensbeëindiging het enige redelijke alternatief is om het uitzichtloos en ondraaglijk lijden van het kind weg te nemen. Bij de beoordeling van een melding in deze categorie heeft de beoordelingscommissie een eigen verantwoordelijkheid en weegt daarbij in ieder geval de zorgvuldigheidseisen mee zoals die op 2 oktober 2024 door het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) zijn geaccordeerd. Deze zorgvuldigheidseisen zijn geformuleerd door een expertgroep die ingesteld werd door de NVK met betrokkenheid vanuit het Kenniscentrum Kinderpalliatieve Zorg.
Late zwangerschapsafbreking
Een behandeling gericht op het afbreken van een zwangerschap na 24 weken omdat bij de ongeborene sprake is van één of meer aandoeningen die tot ernstige en niet te herstellen functiestoornissen leidt of leiden of omdat voor de ongeborene naar redelijke verwachting een beperkte kans op overleven bestaat, met als beoogd gevolg het overlijden van de ongeborene.
Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief): complexe spina bifida, progressieve hydrocephalus, ernstige vorm van holoprosencefalie.
Iedere afbreking die gestart is vanaf 24 weken en 0 dagen. Indien de afbreking gestart wordt vóór 24 weken en 0 dagen, maar de bevalling vindt plaats ná 24 weken en 0 dagen, dan is dat geen late zwangerschapsafbreking in de zin van de Regeling.
Levensbeëindiging
Een behandeling gericht op de beëindiging van het leven van een pasgeborene (0 tot 12 maanden) of een kind van 1 tot 12 jaar omdat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Arts
De arts die de verrichting heeft gedaan die heeft geleid tot late zwangerschapsafbreking of levensbeëindiging bij een pasgeborene of kind van 1 tot 12 jaar. Vaak zal dit de hoofdbehandelaar zijn. In het geval dat de verrichting door omstandigheden door een collega-arts, een arts-assistent of een andere betrokken zorgverlener wordt uitgevoerd in opdracht van en met medeweten van de hoofdbehandelaar, dan is de hoofdbehandelaar degene die wordt getoetst aan de zorgvuldigheidseisen. Dit is anders indien de behandeling/uitvoering wordt overgedragen aan een andere arts. Dan zal de arts aan wie de behandeling/uitvoering is overgedragen als hoofdbehandelaar worden aangemerkt en worden getoetst aan de zorgvuldigheidseisen.
Behandelteam
Het team van de eigen afdeling van de arts alsmede de bij de diagnostiek en het beleid in de desbetreffende casus betrokken deelspecialisten.
Onafhankelijke arts
Een arts die niet is verbonden aan het ziekenhuis of medisch centrum waar de late zwangerschapsafbreking, of levensbeëindiging van een pasgeborene of kind van 1 tot 12 jaar heeft plaatsgevonden, die expertise heeft in het desbetreffende specialisme en die geen behandelrelatie heeft met de patiënt. De onafhankelijke arts dient alle zorgvuldigheidseisen in zijn beoordeling te betrekken.
Behandelrelatie
Inhoudelijke betrokkenheid bij de diagnostiek en het beleid in de desbetreffende casus.
Melding
Een melding door de arts van een late zwangerschapsafbreking of van een levensbeëindiging van een pasgeborene of kind van 1 tot 12 jaar door middel van de daartoe vastgestelde modelverslagen aan de beoordelingscommissie.
Oordeel
De uitkomst van de beoordeling door de beoordelingscommissie van de zorgvuldigheid van het handelen van de arts bij late zwangerschapsafbreking, levensbeëindiging bij een pasgeborene of een kind van 1 tot 12 jaar.
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid van 13 december 2023, kenmerk 3733117-1057328-PG, houdende wijziging van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen in verband met wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de regeling en de uitbreiding inzake het beoordelen van een levensbeëindiging bij kinderen van 1–12 jaar.